Maarten Spruyt
Het mooie aan tribal art is dat de voorwerpen vaak een betekenis en een verhaal hebben.
Als je bij tentoonstellingsmaker/stylist Maarten Spruyt binnenkomt in zijn huis in Amsterdam, waan je je in een andere wereld. Dat begint eigenlijk al als je voor zijn deur staat. In het raam is een enorme jungle van planten te zien met daarboven een net vol wereldbollen. Deze creatie van Spruyt, dat overigens organisch ontstond, wordt bijna dagelijks gefotografeerd. Blijkbaar spreekt het heel veel mensen aan.
Ook in de rest van zijn huis staan veel planten en overal waar je kijkt staan objecten, gegroepeerd als kleine tentoonstellinkjes. Spruyt vertelt dat hij niet graag een object geïsoleerd neerzet maar dat hij altijd composities maakt. Zo staan op tafel een aantal takken met vogeltjes erbij, geïnspireerd op het schilderij dat daarboven hangt. Tussen de takken staat een lange schoonmaakborstel die Spruyt deed denken aan een lupine. Het lijkt alsof deze voorwerpen in de verzameling verdwijnen en alsof ze altijd al bij elkaar hoorden.
Het vermengen van echte bloemen met nepbloemen en andere objecten was een aantal jaren geleden ondenkbaar. Nu is het heel normaal om dingen te mixen. Dure mode wordt gecombineerd met een T-shirt van Zara. Dat kan tegenwoordig allemaal, net als het hebben van verschillende werkkringen: Zo werkt Spruyt met veel genoegen voor zowel de Daklozenkrant als voor Prinses Beatrix.
Spruyt houdt van objecten, misschien nog wel meer dan van mensen. Hij wordt gelukkig van de kringloopwinkel en hij vindt het heerlijk om verschillende voorwerpen zo te groeperen dat ze een bijzondere sfeer, een emotie op roepen. Toen hij als stylist werkte deed hij dat al maar ook als tentoonstellingsmaker wil hij meer laten zien dan alleen maar de losse objecten. Hij wil een andere wereld creëren. Emoties zijn belangrijk voor Spruyt en zo stelt hij ook tentoonstellingen samen. Als je inzoomt zie je het kunstwerk, als je uitzoomt zie je weer wat anders.
Hij vertelt enthousiast over een tentoonstelling “Nothing New” die hij voor het meubelmerk Lensvelt maakte op de Salone del Mobile in Milaan. Een gedurfd concept waarbij Spruyt nauw samenwerkte met verschillende kunstenaars en waarin een aantal daklozen een prominente rol speelden. Misschien voelden niet alle bezoekers zich hierbij evenveel op hun gemak maar dat was ook de bedoeling.de opstelling riep in ieder geval emotie op en haalde mensen uit hun comfortzone, en dat is belangrijk meent Spruyt. Hij vertelt dat we het zijn verleerd om ons ongemakkelijk te voelen. Alles is veel te comfortabel terwijl we ongemak en vervreemding juist nodig hebben om open te staan voor nieuwe indrukken om daarmee verder te komen.
Over een deur hangt nonchalant een Sumba doek uit Indonesië en op de grond staat een opzetmasker van de Bambara uit Mali, een zogenaamde Tjiwara. In de woonkamer een Dogon trap die maar net rechtop kan staan. Hij vindt de trap mooi omdat hij zo zacht is en zo prachtig is uitgesleten.
Voor Maarten Spruyt is het gevoel wat een object uitstraalt het belangrijkst. Het mooie aan tribal art is dat de voorwerpen vaak een betekenis en een verhaal hebben. Toch gaat er veel kennis over de achtergrond van de objecten verloren. Mensen verzamelen op gevoel, eclectisch en kunnen niet over alles wat weten.
Een bezoek aan de tribal art fair is voor hem interessant omdat daar objecten en verhalen centraal staan, en je als bezoeker wordt meegenomen in deze andere wereld.